Ster inactiefSter inactiefSter inactiefSter inactiefSter inactief
 

Toen ik zestien jaar was en in de grote stad woonde, had ik een vriendin die geboren en getogen was in een dorp. Ik was een echte angsthaas en zij was voor de duvel nog niet bang. Zij fietste rustig in het donker over een stil, afgelegen weggetje, terwijl ik in onze drukke stad op dat tijdstip echt never nooit alleen buitenkwam.

Tijdens een logeerpartijtje bij haar in het dorp, zette ik dan ook mijn hakken in het zand toen ze me voorstelde om die avond nog even wat frisdrank te gaan halen in het dorp.

'Doe toch niet zo flauw, angsthaas', riep ze plagend. 'We zijn toch met z'n tweetjes joh, er kan echt niks gebeuren.' Aarzelend gaf ik uiteindelijk toe. Maar in plaats van de lange weg midden door het dorp te nemen, koos mijn vriendin voor een kortere weg buiten het dorp. Ondanks mijn protesten, zette ze door.

'Kom nou gewoon mee, zo zijn we ook weer eerder thuis. Er kan je echt niks gebeuren en het is misschien wel een goeie manier om van die angst af te komen', lachte ze nog. Nou, dat liep toch even helemaal anders...

We waren nog geen tien minuten onderweg, of er kwamen zes jongens op de fiets aangezwabberd. Ze waren naar de kermis geweest in het dorp en leken behoorlijk aangeschoten. Angsthaas als ik was, kroop ik helemaal in elkaar, maar mijn vriendin babbelde er lustig op los. Toen de jongens naar ons begonnen te roepen, had ik het helemaal niet meer, maar mijn vriendin negeerde ze volkomen en bleef gezellig doorkletsen. Tot de jongens ons met hun fietsen helemaal insloten. Mijn adem stokte in mijn keel van angst en toen de heren handtastelijk begonnen te worden, verstijfde ik helemaal. Minstens drie paar handen zaten aan me en ik wist me totaal geen raad meer. Mijn vriendin wel. Die had een tas met lege flessen bij zich en sloeg daar keihard mee in het rond. Toch leek ook zij de strijd te verliezen. Ik was al aan het huilen en het roepen, toen er een auto aan kwam gereden. De automobilist had meteen in de gaten dat er iets mis was. Hij zette de auto zo neer dat de koplampen recht op het groepje schenen en stapte meteen uit.

'En nu opgedonderd', klonk het kordaat uit zijn mond. 'Laat die meiden met rust.' De jongens wisten niet hoe snel ze weg moesten komen en na de vraag of alles goed was met ons, reed ook onze redder weer verder, alsof het de normaalste zaak van de wereld was.

Voor mijn vriendin was het niet meer dan een spannend avontuur geweest. Voor mij was het hele gebeuren een afschuwelijke droom, die ik nu nog steeds helemaal opnieuw af kan spelen. Een trauma dat nooit meer helemaal weg is gegaan. Het verklaart ook waarom ik nu nog steeds doodsbang ben in het donker.